Wat mensen van mij zien, is over het algemeen dat wat ik doe op de dag van de uitvaart. Ze zien me voor de rouwauto uitlopen of, zoals hier, de bloemen aannemen. Wijzen waar het toilet is. Sommigen zien me bij de aankleding van de ceremonieruimte, het plaatsen van de kist. Soms horen ze me een welkomstwoord uitspreken. Of bij de uitgang wel thuis wensen.
Wat ze niet zien zijn de dagen voor de uitvaart. Dagen waarin ik met naasten gesprekken heb over het overlijden. Gesprekken over onder andere de opbaring, de wade of kist, de plaats waar de uitvaart zal plaats vinden, de tekst op en het ontwerp van de rouwkaart. Je ziet niet het ontwerpen van die rouwkaart, het drukken, het vouwen, de stress of het op tijd af is.
Niet de momenten die met me gedeeld worden, waarin de overledene beschreven wordt, waarin gelachten wordt over hoe hij vroeger deed, zijn uitspraken, het huilen om wat gemist zal worden. Dat zijn de momenten waarop we ook het programma voor de afscheidsbijeenkomst bespreken. Welke sprekers, welke muziek, is er een diashow, welke consumpties? Het tijdspad, het draaiboek. Er moeten zoveel keuzes gemaakt worden.
Ook zie je niet hoe ik op mijn kantoor de administratieve dingen doe (mijn bureau kun je ook maar beter niet zien), een dossier maak, formulieren invul, afspraken maak met locaties, op zoek ga naar de juiste muziek, verzekeringspapieren uitzoek enz.
En als het dan de dag van de uitvaart is, dan zeggen de mensen tegen elkaar: die uitvaartverzorger, die hebben we niet gezien. Het was zó mooi, de familie deed àlles zelf. En dat is niet pijnlijk, dat is een bewijs dat ik het goed heb gedaan. Vanzelfsprekend laat het ook zien dat de familie het goed heeft gedaan, maar dat staat buiten kijf.
Dit stukje staat ook op mijn LinkedIn pagina.