Met het stijgen van het aantal jaren dat je uitvaartverzorger bent, stijgt ook het aantal keren dat je opnieuw door een familie benaderd wordt. Natuurlijk is het triest dat er in dezelfde familie een overlijden valt te betreuren, maar ik mag het ook als een compliment ervaren dat ze mijn hulp weer inroepen. Mond-tot-mondreclame blijft de beste referentie.
Zo werd ik gebeld door een zoon, bijna 12 jaar geleden was zijn vader overleden, ik had toen de uitvaart begeleid. Nu was moeder aan haar laatste eindje bezig. Het zou euthanasie worden en voor die tijd wilden ze alvast één en ander met mij doorspreken.
Kennelijk verwacht ik, onbewust, bij euthanasie iemand die doodziek in bed ligt. Tot mijn verbazing zat moeder er bij in de stoel. Haar lichaam wilde niet meer, maar haar geest werkte nog volop. Nog voor ik iets had kunnen zeggen vroeg ze me hoe het toch met mijn dochters was. Toen ik hier de vorige keer was zaten zij in de Sint Janstraat op school. Ze waren nu toch zeker ongeveer 23 jaar oud (spot on, 22 en 24 jaar). Waar waren ze nu en deden ze het goed? En mijn man, was ik nog ‘happily married’? Ik gaf kort antwoord en mompelde iets dat dit toch nu niet meer aan de orde was. “Juist wel”, zei ze, ik blijf in mensen geïnteresseerd en ik wil graag dat het goed met je gaat. Enigszins van mijn stuk gebracht vervolgden we het gesprek.
Toen ik met de zoon besprak dat de kist die voor vader was uitgekozen niet langer gemaakt werd, keek ze naar buiten en hield zich afzijdig, ook de rouwkaarten konden haar niet boeien. Want met de dood, daar was ze nog echt niet mee bezig.
Toch overleed ze 3 dagen later. Maar pas nadat ze tegen haar schoondochter had gezegd dat ze er aan moest denken om voor vertrek de kussentjes op de bank op te schudden.