Ze ligt in het ziekenhuis en wil haar uitvaart bespreken. Duidelijk heeft ze voor ogen waarover ze keuzes wil maken en waarover niet. Niet over de muziek, dat moeten man en kinderen maar verzinnen. Wel over de plaats waar ze begraven gaat worden. Het liefst zou ze de plek waar ze komt te liggen nog zien. Ze wil in een kist liggen “die zo duurzaam mogelijk is”, en een plechtigheid in een kerk. De kaart wordt vast mooi, maar dat vindt ze niet interessant. O, en haar man zal willen weten wat zoiets ongeveer gaat kosten, dus of ik hem al vast een voorlopige begroting wil geven. Maar, zegt ze lachend, ‘Dat kan mij niet meer boeien’.
Wat moet het zwaar zijn om los te laten als je zo graag de touwtjes in handen houdt. Ik ben onder de indruk als ik afscheid neem en haar een goede reis wens.
Ze overlijdt thuis, een week later. Als ik binnen kom is het eerste dat haar echtgenoot zegt dat hij zijn vrouw ‘op reis’ heeft moeten laten gaan en dat ze het zo fijn heeft gevonden dat ik dát zei en niet ‘nou, sterkte hè’ of ‘tot ziens’.
Samen met de kinderen bedenken we hoe we haar wensen verder vorm zullen geven en haar uitgeleide zullen doen. Ze creëren een prachtige uitvaart. Een prachtige uitvaart voor iemand die tot op het laatst de touwtjes in handen hield, maar toch op reis moest. De kaart? Daar zijn ze nog niet helemaal uit.
Op weg naar huis zie ik het opeens voor me: deze reizigster verdient een mooie koffer! Als ik de volgende ochtend mijn ontwerp laat zien is de familie heel tevreden: deze kaart past bij hun moeder!