De logistiek van een crematorium strookt niet altijd met het gevoel voor logica van de bezoekers. Voor de meeste gasten is het onhandig om door de ene deur naar binnen te gaan en door een andere naar buiten. Bovendien is men natuurlijk vooral bezig met het afscheid van de overledene en daarom zijn de meeste mensen er ‘niet helemaal bij’. Mensen voelen zich, eenmaal buiten, een beetje verloren: “Hoe komen we hier terecht?” “Ik ben hier eerder geweest, maar heb geen idee hoe ik nu bij mijn auto kom.” Mede daarom is het mijn gewoonte om na de plechtigheid als een soort verkeersleider bij de uitgang te staan en mensen “Wel thuis” te wensen.
Een ingang die geen uitgang is vraagt echter ook om werk achter de schermen: de jassen worden verplaatst tijdens de plechtigheid. Het eerste probleem bij het vertrek is dus het vinden van de jas. “Ik begrijp dat daar de garderobe is, maar daar heb ìk mijn jas niet opgehangen.” Of: “ik weet zeker dat mijn jas daar niet hangt.” “Mevrouw, we zijn nu aan de andere kant van het crematorium, de jassen zijn hier naar toe verplaatst.”
Laatst begeleidde ik een crematie in de grote aula, waarbij gebruik werd gemaakt van de kleine koffiekamer. Dan ga je aan de zijkant het gebouw in en kom je er aan de achterkant weer uit. Dat de jassen op een kleiner aantal kapstokken waren verzameld veroorzaakte extra verwarring. Maar hier zorgde een bezoekster voor nóg meer verwarring: ze was er van overtuigd dat haar jas weg was. En inderdaad, na lang zoeken van een koffiedame en van mij: we vonden haar olijfgroene jas niet. Ze vertelt dat ze wat later was. Dus misschien hangt haar jas nu tussen de jassen van de volgende plechtigheid. De koffiedame zal gaan kijken als die bezoekers in de aula zitten, maar waarschuwt dat dat wel even kan duren want er zijn bij die plechtigheid minstens 300 gasten.
Na een tijdje komt de koffiedame terug, met een grijns en met de goede jas, een bruine... en gevonden in een plantenbak. Waarop mevrouw zegt: “ja, ik dacht al toen ik hem daar neerlegde, die vind ik nooit terug.”