“Na mijn overlijden wil ik een nachthemd aan, een nieuwe, het ligt al klaar in de kast”. Tante A. is ruim 95 jaar en de tante van mijn nichtje (van de andere kant van de familie). We zijn aan de wandel en ze vindt mijn beroepskeuze razend interessant. Over haar dood, hoewel nog lang niet aanstaande, heeft ze al vaak nagedacht. Ze zegt: “Eigenlijk is de dood een soort slapen. Daarom doe je ook een nachthemd aan. Ik snap die rare gewoonte niet dat mensen in hun mooiste kleren in de kist willen”.
Omdat ik heb geleerd dat je niet mag zeggen dat dode mensen slapen, sputter ik tegen. “Want” zeg ik, “als je tegen kinderen zegt dat oma slaapt raken ze in de war, kleine kinderen durven dan niet meer naar bed, omdat ze denken dat ze dan ook dood gaan. Ze wuift mijn bezwaren weg. “Wat een ònzin. Jij kunt toch wel duidelijk maken aan een kind dat de dood niet hetzelfde is als slapen? Ik word heus niet weer levend omdat ik een nachthemd aan heb hoor“.
Maar ik ga niet in een jurk in de kist, ik moet er niet aan dènken, als ik overlijd, ga ik in een nachthemd. Zo hoort het.
Tante A. is 104 jaar als ze overlijdt. Ze ging in haar kist in haar mooiste nachthemd.
Oudere mensen hebben vaak wel bedacht welke kleding ze aan willen na hun dood, maar ze spreken dit zelden uit. Ik maak niet vaak meer mee dat iemand in nachtkleding in de kist wil. Maar wat wilt u? Is dat iets dat u bespreekt met uw naasten of mogen zij dat beslissen?